Monday, 15 November 2021

Dèr Mouw: 'Dof violet is 't west en paarsig grijs.'

 


Dof violet is ’t west en paarsig grijs.

Nog wandel ’k door het zwaar berijpte gras,

en hoor naast me op de vaart het fijn gekras

van schaatsen over ’t hol rinkelend ijs:

 

ik heb ’t gevoel, of ’k op ’t bevroren glas

cirklend, zwevend, zwenkend op kunst’ge wijs,

met ’t buigend bovenlichaam daal en rijs:

’t is in mijn rug, of ’k zelf op schaatsen was.

 

Zo hoop ’k dat, langs wiens geest mijn verzen glijen,

alleen, in paren, of in lange rijen,

schomm’lend op maat en rijm van hollands staal,

 

dat hij de wind, die mij droeg, zelf hoort waaien,

en ’t fijn slierten en ’t heerlijk brede zwaaien

voelt van zijn eigen stemming in mijn taal.

 

 

 

Dull mauve and purple-grey the western skies.

I’m walking still through frost-encrusted grass,

and hear on the canal close by the harsh

thin scrape of skates on hollow-tinkling ice:

 

and on the frozen glass it feels as though,

circling, floating, swerving with artful skill,

bent from the waist, I rise and fall at will:

my back feels as if skating made it flow.

 

I hope who thus can feel my verses glide –

alone, in pairs, or rows that stretch out wide,

rolling on pulse and rhyme of prime Dutch steel –

 

that he the wind that bore me can hear playing,

and in my words the marvellous broad swaying 

and sliding of his spirits too may feel.

 

 

No comments:

Post a Comment