Monday, 24 April 2023

Ida Gerhardt: 'Het Carillon'


 

Het Carillon

 

Ik zag de mensen in de straten,

hun armoe en hun grauw gezicht, –

toen streek er over de gelaten

een luisteren, een vleug van licht.

 

Want boven in de klokketoren

na ’t donker–bronzen urenslaan

ving, over heel de stad te horen,

de beiaardier te spelen aan.

 

Valerius : – een statig zingen

waarin de zware klok bewoog,

doorstrooid van lichter sprankelingen,

‘Wij slaan het oog tot U omhoog.’

 

En één tussen de naamloos velen,

gedrongen aan de huizenkant

stond ik te luist’ren naar dit spelen

dat zong van mijn geschonden land.

 

Dit sprakeloze samenkomen

en Hollands licht over de stad –

Nooit heb ik wat ons werd ontnomen

zo bitter, bitter liefgehad.

 

Oorlogsjaar 1941

 

 

The Carillon

 

The people in the streets looked stricken,

their ashen faces drawn and tight, –

then something made their features quicken

and, listening, they seemed brushed with light.

 

For in the clock-tower when, resounding,

the bronze-chimed hour had died away,

the carilloneur began his pounding

and everywhere was heard to play.

 

Valerius: – a solemn singing 

with bass bell’s tolling undertone

and flickerings of lighter ringing:

‘We raise our eyes to Thy high throne.’

 

As one of all those nameless people

who by the house fronts came to stand,

I listened to the pealing steeple

that sang of my afflicted land.

 

This speechless gathering, beyond us

the city with Dutch light above –

I’ve never for what’s stolen from us

felt such a bitter, bitter love.

 

War year 1941


To see a workshop discussion of this translation, go to here:

 

No comments:

Post a Comment