’t
Is eind augustus, zondag. – Blauwig waas
om
verre dennen in laat middaguur;
naar
’t glooiend stoppelveld, vol sprietjes vuur,
uit
stofwolkjes van grindweg loopt een haas.
En
ouërwets bolronde dahlia’s
gloeien,
mooi evenwijdig met de muur
van
’t boerenhuis; laag tjispren om de schuur
zwaluwen,
over ’t pad langs ’t ijzergaas.
Nog
rul van zaterdagse hark is ’t zand;
voetstappen
staan voorzichtig langs de rand;
een
schaduwpunt van halfgeel bonenblad
ligt
hier en daar in ’t lijnennet op ’t pad;
door
’t dichte raam komt in gedempte vlagen
eenvoudig
orgelspel van ‘Uren, dagen –.’
It’s
end of August, Sunday. – Blue-hazed air
round
distant pine trees in late afternoon;
toward
glowing stubblefield, now fiery-plumed,
from
grit-path dust clouds flees a scuttling hare.
Old-fashioned
dahlias, like giant taws,
glow
the entire length of the farmhouse wall
in
perfect line; and chittering swallows call
around
the barn, across the path’s wire-gauze.
The
sand’s still loose from Saturday’s keen rake;
edged
with the cautious footsteps that folks take;
a
shadow-point of bean-leaf now quite spare
lies
in the path’s traced furrows here and there;
in
muffled gusts through the closed window come
fleeting
strains played on a harmonium.
Atmospheric.
ReplyDeleteTaws - long time since I've heard that one (and a wee bit longer still since I felt one!)