Tuesday, 12 June 2018

Dèr Mouw: 'Tulips'

tulpen

Bloedplassen, trots het zonlicht levend rood,
zag ’k wijd vervloeien tot de horizont;
uit lang gespleten, geel ett’rende wond
walmde wee-zoete reuk, als van de dood;

en ’t leek, alsof een bloedstraal opwaarts spoot,
en onbeweeglijk hing boven de grond:
de droppels sidderden, helrood en rond,
gestold tot blad’ren aan de beukesloot.

De zon ging onder. Schuwe schem’ring sloop
over de landen; en aarzelend kroop
door mist van bloed, zoekende tor, de maan;

en ’k voelde mij de enig levende mens
in dode wereld, en ik zag immens
het spook van de aarde ontzettend voor me staan.


tulips

Blood pools, in spite of sunlight living red,
I saw spread out to the horizon’s rim;
from wide-split wound, with pus filled to the brim,
there belched a sick-sweet stench as that of death;

it seemed as if a blood-jet, skyward pitched,
hung motionless high up above the ground:
the droplets quivered, scarlet-red and round,
congealed to leaves along the beeches’ ditch.

The sun went down. A timid twilight swept
across the lands; and through a blood-mist crept
the uncertain, probing beetle of the moon; 

It felt that in a dead world only I
stood there alive, and saw up in the sky
earth’s vast and terrifying spectre loom.



No comments:

Post a Comment