Wijding aan mijn Vader
o Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart,
en míj liet leven, en me teeder léerde leven
met uw zacht spreken, en uw streelend hande-beven,
en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;
- ik, die thans ben als een die in den avond vaart,
en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven
door zoele zomer-winden in de lage reven,
en die soms avond-zoete water-bloemen gaêrt,
en zingt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden
wijd-suizend over 't matte water, en de weiden
zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied...
Zóo vaart mijn leve' in vrede en waan van dóod begeeren,
tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren,
neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.
Dedication to my Father
Oh you, though facing death, a Father were to me
and let me live, and taught me how, with tenderness
and your soft speech, your trembling hand’s so fond caress,
and, dying, your beard tinged with late-sun tracery;
– I, who just like someone that into evening sails
and, weary, lets oars rest and solely is conveyed
by reefed-in sails with sultry summer breezes’ aid,
and culls sweet water-blossoms, as the daylight pales,
and sometimes sings, uncaring; and his songs all slide
far out across dull water, and the meadowside,
as if to its own breathing, listens to his song…
So too my life in peace and fancied death moves on
till, resting in the mirror calm of deeper lakes,
my inclined visage in your visage now partakes.
Translated in collaboration with Albert Hagenaars
Poetic Synapses 38

No comments:
Post a Comment