Monday, 6 October 2025

Karel van de Woestijne: 'Wijding aan mijn Vader' (PS 38)


 

Wijding aan mijn Vader

 

o Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart,

en míj liet leven, en me teeder léerde leven

met uw zacht spreken, en uw streelend hande-beven,

en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;

 

- ik, die thans ben als een die in den avond vaart,

en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven

door zoele zomer-winden in de lage reven,

en die soms avond-zoete water-bloemen gaêrt,

 

en zingt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden

wijd-suizend over 't matte water, en de weiden

zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied...

 

Zóo vaart mijn leve' in vrede en waan van dóod begeeren,

tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren,

neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.

 

 

Dedication to my Father

 

Oh you, though facing death, a Father were to me

and let me live, and taught me how, with tenderness

and your soft speech, your trembling hand’s so fond caress,

and, dying, your beard tinged with late-sun tracery;

 

– I, who just like someone that into evening sails

and, weary, lets oars rest and solely is conveyed

by reefed-in sails with sultry summer breezes’ aid,

and culls sweet water-blossoms, as the daylight pales,

 

and sometimes sings, uncaring; and his songs all slide

far out across dull water, and the meadowside,

as if to its own breathing, listens to his song…

 

So too my life in peace and fancied death moves on

till, resting in the mirror calm of deeper lakes,

my inclined visage in your visage now partakes.

 

 

Translated in collaboration with Albert Hagenaars

Poetic Synapses 38

 

 

No comments:

Post a Comment