Friday, 22 October 2021

Willem Jan Otten: 'Het wak van Eden'



 

HET WAK VAN EDEN

 

Van kindsbeen heb ik kennis van een wak.

Denk ik het in dan denk ik mij in

de voorbedachte winterdag waarop ik,

spijbelend, in de late ochtendschemering,

een onbeschaatste, mensverlaten wijde

Ankeveense Plas beging waarin mij wachtte

steeds hetzelfde en mij toegedachte wak.

Denk ik het in dan denk ik mij in

dit wak totdat het zingen gaat van zonk,

het zingt zich naar mijn oor een wak

en wordt niet waar ik nog naar snak, maar

wat ik hoor, een stem, een klank, een klacht.

 

 

EDEN’S HOLE IN THE ICE

 

Since I was small I’ve known about this hole.

If my mind’s eye sees it, I see me

in the aforeseen winter’s day when I,

truanting in the lingering dawn,

risked the unskated, man-forsaken void of

the Ankeveen Lake where this very same hole,

with me aforethought, lay in wait.

If my mind’s eye sees it, I see me

in this hole until it starts to sing of sunk;

a hole is singing softly in my ear,

becoming now not fear alone but

what I hear: a voice, a sound, a moan.

 

 

EDENS VÅGE

 

Fra barnsben har jeg kendskab til en våge.

Ser jeg den for mig, ser jeg mig selv

i den forudsete vinterdag, hvor jeg,

pjækkende i det sene morgenmørke, gled

over en urørt, menneskeforladt og udstrakt

Ankeveenske sø, i hvilken stadig

densamme våge, tiltænkt mig, lå skjult.

Ser jeg den for mig, ser jeg mig selv

i den våge indtil den sagte synger sank;

indtil mit øre synger sig en våge,

der bliver ikke bare frygt men

hvad jeg hører - stemme, klang og klagesang.

 

 

No comments:

Post a Comment