Wednesday, 30 March 2022

Willem Kloos (1859-1938): 'Ik ween om bloemen'


 

Ik ween om bloemen in de knop gebroken

En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,

Ik ween om liefde die niet is ontloken,

En om mijn harte dat niet werd verstaan.

 

Gij kwaamt, en 'k wist -- gij zijt weer heengegaan...

Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:

Ik zat weer roerloos nà die korten waan

In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:

 

Zo als een vogel in den stillen nacht

Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit,

En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,

 

Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,

Is het weer donker, en slechts droevig vloeit

Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.

 

 

I weep at flowers in bud whose stems have snapped

And just before their blossoming must die,

I weep should love’s fine bloom remain untapped

And at my heart that cannot fathom why.

 

You came, I knew – but after that you left …

I scarcely caught a glimpse, no word did say:

Once more sat motionless, so soon bereft,

To endless shadows of my pain a prey.

 

Just like a bird which wakens suddenly 

In night’s deep silence since the sky’s a-glow

And thinks it’s daytime, lifts its head and trills,

 

But well before some light its keen eye fills,

The darkness has returned, and but a low

Complaint through drowsing leaves drifts woefully.

 

No comments:

Post a Comment