Sunday, 30 April 2023

Ida Gerhardt: 'Het onweer"


 

Het onweer

 

Verscholen in de holle wilgenstam

zie ik de bliksem zigzaggen in de rivier.

De donder schudt het land.

Ik ben doorweekt tot op de huid

en mateloos gelukkig – tot de kern

des harten.

Uit de vochte stomp

met lichtend mos komt geur van kistenhout.

En plotseling zie ik mijzelf gestrekt:

de vinger draagt de ring nog, al het andere

siddert tot helle as.

– En schreeuwende ontstijgt

het adelaarsjong.

 

 

The storm

 

Well-hidden in the hollow willow trunk

I see the lightning zigzag in the river’s glass.

The thunder shakes the land.

I’m soaked through to my very skin,

immoderately happy – to the heart’s

deep reaches.

From the soggy stump

with gleaming moss come wafts of coffin wood.

And suddenly I see myself outstretched:

the finger wears the ring still, all the rest though

shudders to glaring ash

– And with a sudden screech

the eaglet soars.

 

Ida Gerhardt: 'Kwade dagen'


 

Kwade dagen

 

Ga niet naar anderen als dàt leed u slaat

dat de mens kromt, of als een wig hem splijt;

ga niet naar anderen: raak uw kracht niet kwijt,

die harde kern waarmee ge het bestaat.

En houd uw huis in stand, gelijk altijd.

 

Ga niet naar anderen: hun blik verraadt

weigering te beseffen wat er is.

Straks woelt hùn onrust om in uw gemis.

Mijd hun bedisselen, hun ergernis

dat ge u blijkbaar nièt gezeggen laat.

 

Zoek het bij een goed vriend, u toegewijd, -

een die u niets verwijt, niets vraagt, niets raadt,

maar u verdraagt met uw beschreid gelaat.

Die, zèlf zwijgzaam, u kent voor wie gij zijt,

en merkt dat het, nog bevend, berg-op gaat.

 

 

Bad days

 

Don’t go to others when that pain which bends

a person double wedge-like cleaves you through;

don’t go to others, lose your strength from view –

that steely core through which your spirit mends.

Maintain your house, just as you always do.

 

Don’t go to others: for their gaze betrays

refusal to perceive what is at stake.

Their unrest blurs at once with your own ache.

Avoid their fixes, the peeved fuss they make

on grasping you’re not one who just obeys.

 

Seek what you need from a devoted friend

who’ll not advise, not blame, not question you,

but put up with your tear-strewn face anew.

Who, being quiet, your true self comprehends,

and notes that tremblingly you’re pulling through.

 

 

Saturday, 29 April 2023

Ida Gerhardt: 'Herfsttij'

 


Herfsttij

 

Herfsttij. Het groen der bladeren is vergaan:

De uittocht van de zwaluwen vangt aan.

De trotse zwaan ziet de opvlucht van zijn jongen,

om dan hen aan de ruimte af te staan.

 

 

Autumn

 

Autumn. The green of leaves has been erased:

The swallows’ next migration gathers pace.

The lofty swan observes its young soar upwards

and then relinquishes them all to space.

 

 

Ida Gerhardt: 'De paarden'

 


 

 

De paarden

 

Daags drinken bij het wed

de grote aardse paarden.

Hoefprenten staan op de aarde,

het gras is zilt geplet.

 

Te nacht, als sterren en maan

in zachte diepten spiegelen,

beweegt het wak aan wiegelen:

twee vleugels ruisen aan.

 

Het water ligt vervaard,

als witte manen zinken:

rimpelend om het drinken

van een geweldig Paard.

 

Later draagt het, weer blak,

de adem in nevelvegen

van ’t Paard dat, reeds ontstegen,

dronk uit een sterrewak.

 

 

The horses

 

Large earthly horses halt

at a daytime waterhole.

Hoofprints are left where they stroll,

the grass is flecked with salt.

 

At night, when moon and stars

in soft depths are reflected,

quiverings are detected:

Swishing wings from afar.

 

The water’s scared by this source,

as white moons now start sinking:

rippling around the drinking

of an enormous Horse.

 

Later, its surface whole,

it breathes from the mist-trails tossed

by the Horse that, heavens crossed,

drank from a star-filled hole.

 

Friday, 28 April 2023

Ida Gerhardt: 'Tuin van Epicurus'

 


Tuin van Epicurus

 

Wij kozen soberheid tot bondgenoot.

De geest beheerst als willig instrument

het lichaam, tot die fiere dienst gewend;

gevoed met zuiver water, zuiver brood.

 

Wij kozen soberheid tot bondgenoot.

Besloten schikt zich in der uren kring

naar strikte trant tot rust en ordening

wat ons het denken, vrijuit zwervend bood.

 

Wij kozen soberheid tot bondgenoot.

Wij arbeiden in zwijgen en geduld;

de dag is als een honingkorf gevuld

en vriendschap is in onze tuin genood.

 

Wij kozen soberheid tot bondgenoot, -

en uur na uur draagt ons zijn gave aan,

wij rijpen als de vruchten, als het graan

in 't goede leven tot de goede dood.

  

 

Garden of Epicurus

 

Our choice of ally was frugality.

As willing instrument, the mind controls

the body, being used to that proud role; 

pure bread, pure water nourish equally.

 

Our choice of ally was frugality.

Enclosed within the cycle of the hours,

what’s offered us by thought that freely scours

finds order and repose in stringency. 

 

Our choice of ally was frugality.

We work in silence and with patience strive;

the day is like a honey-sated hive

and in our garden we would friendship see.

 

Our choice of ally was frugality, -

and hour on hour its gift is our sure gain,

we ripen as the fruits do, as does grain

in good life, to the good death that shall be.

 

 

Ida Gerhardt: 'De profundis'

 


De profundis

 

Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,

zouden wij hen op het water ontwaren,

o, wij zouden van vreugde vervaren –

lachen en schreien misschien.

 

Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,

vlogen zij over met ruisende slagen,

o, wij zouden dit duister verjagen –

eindelijk bevrijd zijn misschien.

 

 

De profundis

 

Even if swans we had never yet seen,

should on the water we chance to descry them,

oh, we would find ourselves joy-ridden by them –

laughing and crying maybe.

 

Even if swans we had never yet seen,

wings thrashing loudly they all would fly over,

oh, we would see off this darkness for ever –

finally break free maybe.

 

 

Thursday, 27 April 2023

Ida Gerhardt: 'Zondagmorgen'

 


Zondagmorgen

 

Het licht begint te wandelen door het huis

en raakt de dingen aan. Wij eten

ons vroege brood gedoopt in zon.

Je hebt het witte kleed gespreid

en grassen in een glas gezet.

Dit is de dag waarop de arbeid rust.

De handpalm is geopend naar het licht.

 

 

Sunday Morning

 

The light begins to wander through the house

and touch things one by one. We eat

our early bread baptised in sun.

You’ve spread the pure-white tablecloth

and placed some grasses in a glass.

This is the day when we from labour rest.

The hand’s palm is wide open to the light.



Ida Gerhardt: 'ιχθυς'


 

ιχθυς

 

De vis, getrokken door mijn hand

en èven vrij nog van de golven,

zal straks gewist zijn van het strand

en door de grote vloed bedolven.

Maar in het water, dat hem nam

zwemt levende het Monogram.

Geheime trek van tij en maan:

Hij zal op alle kusten staan.

 

 

ιχθυς

 

The fish which by my hand is traced

and briefly free still from waves’ motion

will from the shore soon be erased

and buried by the mighty ocean.

But in the water where it’s gone

its living Monogram swims on.

The secret move of moon and tide:

On every coast it will reside.

 

 

Ida Gerhardt: 'Psyche'


 

Psyche 

 

Ik las de Phaedo met mijn vijfde klas 
en in de tekst kwam het woord 
ψυχή voor: 
ik legde, aan ’t nog kinderlijk gehoor, 
uit waarom 
ψυχή ‘ziel’ én ‘vlinder’ was. 

 

Terwijl ik nóg eens de passage las 
was er ineens een ritseling, en een spoor 
van glanzen kwam, van ’t raam, de ruimte door. 
Er zat een grote vlinder voor ’t glas. 

 

Het was een dagpauwoog. En ieder zag 
de purperen gloed, die op zijn vleugels lag; 
de ogen, waar het aetherblauw in brandt. 

 

Ten laatste – hij zat rustig op de hand – 
bracht hem een jongen weg. Onaangerand, 
zei hij, was hij ontweken naar het blauw.

 

 

Psyche

 

When I was doing Phaedo with Class Five

I saw the word ψυχή would soon appear:

so I explained to their still childlike ear

why ψυχή meant both ‘soul’ and ‘butterfly’.

 

While reading out the passage for the class

there was a flurry, and a sudden trace

of light flashed from the window pane through space.

A large-size butterfly was at the glass.

 

It was a peacock. Everybody saw

the steady purple glow that both wings bore;

the eyes in which an aether-blue burned calm.

 

Then finally – now resting in his palm –

a boy took it away. Come to no harm,

he said, it had escaped toward the blue.

 

Wednesday, 26 April 2023

Ida Gerhardt: 'Dichterspreuken I'


 

DICHTERSPREUKEN I

 

Mijn zoon, zo ge dichter wilt worden,

gewen uw pen om te delgen.

 

Hebt ge zeven woorden geschreven,

gij zult er zes met de ban slaan.

 

En zo zich het zevende handhaaft,

het is van godswege een leenwoord.

 

Gewen uw pen om te delgen,

mijn zoon, wees tègen uzelve:

 

Dat wat een vers tot een vers maakt

ìs niet van sterfelijke oorsprong.

 

Wie dichter is zorgt dat hij staan laat,

mijn zoon, wat nièt van zijn hand is.

 

 

POETIC APHORISMS I

 

My son, if a poet’s your calling

accustom your pen to undoing.

 

If seven words you once have written,

six of them you are to banish.

 

And should you hang on to the seventh,

by god it transpires it’s a loan word.

 

Accustom your pen to undoing,

my son, yourself your opponent:

 

What makes a poem a poem

is never by origin mortal.

 

A true poet only leaves standing,

my son, what his hand has not written.

Tuesday, 25 April 2023

A.C.W. Staring (1767-1840): 'De meester...'


 

De meester in zijn wijsheid gist.

De leerling in zijn waan beslist.


 

The master wisely does but guess.

The apprentice rashly but profess.

 

Ida Gerhardt: 'Georgica'


 

Georgica

 

Labor improbus

 

Ik ben een tuinman, niets dan dat,

met aarde en met mest bespat;

ik buig mij neer, ik richt mij op,

ik klem de schoffel en de schop.

 

Ik wied, ik volg mijn diepste wet

als ik de naakte zaailing zet;

ik richt mij op, ik buig mij neer.

En tuinman ben ik en niets meer.

 

Ga ik met donker stram naar huis,

de pijn spaart schouderblad noch kruis.

Ik waak nog als ik rusten mag.

Mijn land, mijn land: het is kort dag.

 

Delft straks uw spa voor mij de wig,

vergeet waar ik geborgen lig.

Voorbij mijn moeite, nood en pijn

moet er een tuin van sterren zijn.

 

 

Georgica

 

Labor improbus

 

I am a gardener, nothing more,

with earth and muck bespattered sore;

I stretch up tall, I bend down low

I tightly clasp my spade and hoe.

 

I weed, observe my deepest law

when planting seedlings frail and raw:

I bend down low, I stretch up tall.

A gardener am I, that is all.

 

I go home stiffly in the shade,

pain racks both groin and shoulder blade.

I still keep watch when rest I may.

My land, my land: brief is the day.

 

Prepare for me a wedge of ground,

forget where I lie safe and sound.

Past trouble, need and pain must be 

a garden strewn with stars for me.