ECCE НОМО
luisterend naar Brahms
Ik moet me los spreken, los schrijven
van mezelf, weg uit dit voorlopige
lichaam, uit dit vertrouwde huis
en tijdvak vandaan om te vinden
te zien wat eindelijk bevrijd en
zwevend in oneindige ruimte en
tijd van al die liefde en lafheid
van levenshonger en doodsdrift
ten slotte van een mens overblijft.
Dit heb ik dus bovengespit en ik leg
het met een bescheiden buiging
voor u neer: ziehier de mens zoals
ik hem roepend, kreunend, zingend
zwijgend na een leven lang zoeken vond.
Aantekening:
Ecce homo: deze woorden leg ik in de mond van Johannes Brahms.
Dit gedicht schreef ik bij zijn 3e pianokwartet (Opus 60)
ECCE НОМО
listening to Brahms
I must talk myself free, write myself free
from myself, away from this provisional
body, out of this familiar house and
timeframe so as to find, to see
– at last released and floating
in infinite space and time – what
remains of all the love and cowardice
the hunger for life and death drive;
what ultimately remains of a man.
So this is what I have dug up
and I place it with a humble bow
at your feet: Behold the Man such as
I found him – calling, groaning, singing,
silent – after my lifetime of searching.
Note:
Ecce Homo: I place these words in the mouth of Johannes Brahms.
I wrote this poem in connection with his 3rd piano quartet (Opus 60)
No comments:
Post a Comment