Monday, 1 September 2014

A topical Dèr Mouw poem


’t Is eind augustus, zondag. – Blauwig waas
om verre dennen in laat middaguur;
naar ’t glooiend stoppelveld, vol sprietjes vuur,
uit stofwolkjes van grindweg loopt een haas.

En ouërwets bolronde dahlia’s
gloeien, mooi evenwijdig met de muur
van ’t boerenhuis; laag tjispren om de schuur
zwaluwen, over ’t pad langs ’t ijzergaas.

Nog rul van zaterdagse hark is ’t zand;
voetstappen staan voorzichtig langs de rand;

een schaduwpunt van halfgeel bonenblad
ligt hier en daar in ’t lijnennet op ’t pad;

door ’t dichte raam komt in gedempte vlagen
eenvoudig orgelspel van ‘Uren, dagen –.’


It’s end of August, Sunday. – Blue-hazed air
round distant pine trees in late afternoon;
toward glowing stubblefield, now fiery-plumed,
from grit-path dust clouds flees a scuttling hare.

Old-fashioned dahlias, like giant taws,
glow the entire length of the farmhouse wall
in perfect line; and chittering swallows call
around the barn, across the path’s wire-gauze.

The sand’s still loose from Saturday’s keen rake;
edged with the cautious footsteps that folks take;

a shadow-point of bean-leaf now quite spare
lies in the path’s traced furrows here and there;

in muffled gusts through the closed window come
fleeting strains played on a harmonium.

1 comment:

David C Brown said...

Atmospheric.

Taws - long time since I've heard that one (and a wee bit longer still since I felt one!)