Hij ligt er nog, de steen
Hij ligt er nog, de steen: een jaar geleden
Heb 'k zelf hem daar gelegd; en ik herken
Heel goed de plek, vlak naast die scheve den,
Waar 't zandpad, wit, loopt naar de hei beneden.
Heb 'k zelf hem daar gelegd; en ik herken
Heel goed de plek, vlak naast die scheve den,
Waar 't zandpad, wit, loopt naar de hei beneden.
'K dacht vaag: Wat 'k doe, lijkt op wat Pharao's deden;
Eenzelfde ontzetting vroeg in mij en hen:
Alles vergaat: ben ik niet, die ik ben,
En was en blijven zal in eeuwigheden? –
Eenzelfde ontzetting vroeg in mij en hen:
Alles vergaat: ben ik niet, die ik ben,
En was en blijven zal in eeuwigheden? –
Ik was gaan liggen, 't hoofd dicht bij de steen;
En die, in 't langzaam dieper donker, scheen
Een monument, aegyptisch oud en groot.
En die, in 't langzaam dieper donker, scheen
Een monument, aegyptisch oud en groot.
Een kleine ster erboven. 'K dacht: zijn licht
Vertrok toen 't graf van Ramses werd gesticht.
En 'k voelde duidlijk: 'k was zijn tijdgenoot.
Vertrok toen 't graf van Ramses werd gesticht.
En 'k voelde duidlijk: 'k was zijn tijdgenoot.
It still lies there, the stone: a year ago
I placed it there myself; I call to mind
the place quite well, right next to that
skewed pine
and the white sand-path to the heath below.
I mused: ‘I do as pharaohs did before;
the dread’s the same that asked of me and
them:
all perishes: am I not who I am,
and was and shall remain for evermore?’ –
I’d lain down, with my head close by the stone;
which, in the gathering dark, seemed to
have grown
a monument, Egyptian – old and great.
A small star high above. I thought: ‘It
gave
its light when they were building Ramses’
grave.’
And I felt clearly: we were of one date.
No comments:
Post a Comment