EEN OUDE VROUW
In dit midwinternachtelijk
vertrek
waar oud en schimmig
glimmen
plakken
nog verwijlen
muts en kraag en mantel
nog niet afgelegde dof
verschoten
stof
en vlezig zacht met week
geworden appelvel
een hand
met voze vingers
rusteloos rustend
op het blad ligt
hangt uitgewist het sponsgezicht
met dichtgeverfde ogen
hachelijk aan de
gladde richels
boven diepten
van papier.
Zo zacht dit al zo
kil en slijmerig
taai en weerzin
wekkend week
dat heb je
van je leven
in keiharde spieren
witgekalkt gebeente
niet gezien.
AN OLD WOMAN
In this midwinter-gloomy
room
where old and wraithlike
gleam
stain
still linger
with cap and collar coat
surviving faintly
faded fabric
and
where fleshy-soft with
pulpy apple-skin
a hand
with withered fingers
rests unresting
on the page
the spongy face hangs blurred
with eyes effaced by paint
precarious on the
slippery ledges
above depths
of paper.
So soft all this
so chill and slimy
viscous – so pulpy
and unsavoury
this
has in your life
in rock-hard muscles
whitewashed bones
never been
seen.
No comments:
Post a Comment