Sunday, 3 March 2013

Dèr Mouw in action again!


Mooi meisje, dat met koelwit bruidsgewaad

Mooi meisje, dat met koelwit bruidsgewaad
verlangt te ontveinzen de heetdonkre gloed,
die onbewust haar slankheid stralen doet
en uit de glans van ’t haar en de oogen slaat,

nu voelt ze alsof ze, een uitverkoorne, gaat,
zij zij alleen, ’t Geluk-zelf te gemoet:
haar eigen huis, haar man, zoo knap, zoo goed,
nobel en ridderlijk in woord en daad –

’k Zie al om ’t moe gezicht ’t beginnend grijs;
herinn’ring aan verloren paradijs
zie ’k schem’ren in haar oogen: ’t leven smeet

haar weg, een leeg gedorschte korenschoof;
ik zie haar suf gejongd, gedweeë sloof,
met uitgezakte buik, burgerlijk breed.


Young lovely, who with cool-white bridal gown

Young lovely, who with cool-white bridal gown
would much like to deny the sultry glow
that darkly makes her slimness shimmer so,
eyes sparkle, and hair form a gleaming crown,

she feels as if she goes now, one elect,
she she alone, to meet sheer Happiness:
her own house, husband handsome to excess,
in word and deed so noble, so perfect –

Already I see a tired face, greying hair;
the memory of a paradise, once fair
now lost, is in her eyes a listless gleam:

life threw her out, a flat-flailed sheaf of corn;
a docile drudge, dulled by the brood she’s borne,
with sagging belly, bourgeois, broad of beam.

No comments: