Kent iemand dat gevoel: ’t is geen verdriet,
’t is geen geluk,
geen menging van die beiden;
’t hangt over je,
om je, als wolken over heiden,
stil, hoog, licht,
ernstig; ze bewegen niet.
Je voelt je kind
en oud; je denken ziet
door alles, wat
scheen je van God te scheiden.
’t Is, of een punt
tot cirkel gaat verwijden;
’t is, of een
cirkel punt wordt en verschiet.
Je denkt: Nooit
was het anders; tot mijn Wezen
ben ’k al zo lang
van sterflijkheid genezen.
Je weet: Niets kan
mij deren; ik ben Hij.
Tot zekerheid je
twijfel opgeheven,
zo hang je als
eeuwig boven je eigen leven:
je bent de wolken
en je bent de hei.
Who knows that
feeling: it is not distress
not joy, nor yet a
mixture of the two –
like heathland clouds it hangs round, over you:
still, high, light,
serious – and motionless.
You feel a
child yet old; you grasp aright
what you once seemed from God to separate.
As if a dot to
circle will dilate,
circle contract to dot, shoot off from sight.
You think: Nothing has changed; to my true Being
I’ve long been
cured from my mortality.
You know: Nothing
can harm me; I am He.
You rise above
your doubt to certain seeing,
hang as eternal,
your whole life beneath:
you are the high clouds
and you are the heath.
No comments:
Post a Comment