mozart
Het vroege zonlicht trilt in de cypressen,
Drijft als een blonde schaduw over ’t gras
En stroomt, huiv’rend in ’t hoge vensterglas,
In ’t blank boudoir der grijzende comtesse.
Dezelfde dag moest steeds opnieuw gebeuren,
– Hoor de gekooide vogel boven haar –
Weer buigt haar witgepoederd kapsel naar
’t Borduurwerk van verguld en bonte kleuren.
Op ’t zelfde uur wordt iemand ingelaten
Die zwijgend buigt en voor ’t klavier zich zet,
En uit het oude hart van ’t zwak spinet
Waait de verwelkte geur van een sonate.
Zij volgt zijn handen langs de gele toetsen,
- De thema’s keren telkens weer terug -
En ziet door ’t zijraam de oprijlaan, de brug,
De wandelaars, de miniature koetsen.
mozart
The early sunlight quivers in each cypress,
Drifts like a long blond shadow through the grass
And, shivering, streams through high panes of glass,
Brightening the boudoir of the greying countess.
Each day’s the same as that which has just yielded,
– Hear the bird trill above her though confined –
Once more her styled, white-powdered head’s inclined
Over bright-tinted needlework, fine-gilded.
At always the same hour someone’s admitted
Who bows in silence and sits down to play,
And from the faint spinet’s old heart each day
A tired sonata's faded scent’s emitted.
Over the yellow keys she sees hands stalking,
– The themes expire yet constantly revive –
And through a window views the bridge, the drive,
The tiny coaches, those who are out walking.
No comments:
Post a Comment