Dichterschap
Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten,
Voor de rechtvaardiging van een bestaan,
In 't slecht vervullen van onnoozle plichten
Om den te karigen brode allengs verdaan ?
En hierom zijn der op een doel gerichten
Bevredigende dagen mij ontgaan;
Hierom blijft mij slechts zelf en lot betichten
In zicht van' t eind der onherkeerbre baan.
Van al de dingen, die 'k in dromen zocht-
Erger: van alle, die ik wèl vermocht,
Is, nu hun tijd voorbij is, niets geworden.
En ik kan zelfs niet, als mijn onbevreesd
Erkennen mij verwijst naar de verdorden,
Aanvoeren: maar mijn bloei is schoon geweest.
Poethood
Is this enough: a smattering of verses,
To justify existence on this earth,
In just fulfilling mindless duties’ curses
For long since frittered bread in constant dearth?
Because of this would days of satisfaction
And purposefulness often pass me by;
Thus too I’ve but myself and fate to question
Now, irreversibly, my end is nigh.
Of all the things that I in dreams have sought
Worse than that: all which finally were caught,
Now that their time is past, nothing remains.
Not even when self-knowledge fearlessly
Consigns me to the wilted can I claim
In my defence: but I bloomed peerlessly.
No comments:
Post a Comment