Waddeneiland
Wat ik gezien heb op dien éénen dag
aan kleurend water en vervloeiend zand,
aan plante’ en schelpen, liggend op de hand,
is méér dan nog mijn hart bevatten mag.
De eigen voetstap trad een ketting af
tusschen de vogelprenten op het strand
de duizenden - het was de verste rand
van menschenleven waar ik mij begaf
- tot in de stilte, vloeiend als een ring -
Water en lucht en tijdelooze tijd,
ik dronk het diep - tot aan die pareling
van klaarte openbarend ieder ding:
sterk straalt het in zijn kleur, zijn eigenheid.
En dit aanschouwen wordt zoo hemelwijd:
dan meet wie ééne schelp te rapen ging
en wegzinkt in die tint, die teekening,
het veld der velen dat hij overschrijdt.
Wadden Sea island
What I have seen before this one day’s end
of colouring water and of blending sand
of plants and seashells, lying close at hand,
is more that my heart yet can comprehend.
My trail of footsteps formed a straggling chain
among the bird’s fresh imprints on the beach
their thousands – and it was the farthest reach
of human life I ventured to attain
- till I reached stillness, fluid as a ring –
Water and sky and time in timelessness,
and I drank deep – until the sparkling sting
of clarity illumined every thing:
its in-born tinge suffused, its specialness.
And this beholding grows to where skies end:
then marks the start for who would pick one shell
and sinks into that tint, that patterned spell,
the field of all the others it transcends.
No comments:
Post a Comment