RESIDU
Dichters, we lezen ze met droge ogen.
Waar zijn de tijden van het hartebloed?
Waar de gezangen van het mededogen?
De litanieën, waar? Voorbij. Voorgoed.
Het bloed werd gruis. De tranen werden glas.
Het leed werd leed van bordkarton. Te koop
Kwam grimas, gil en wrede pijn. (En masse,
Per stuk, zoals je wil.) Azijn werd stroop.
De dichter, heden, is een zonderling.
Hij hangt de paljas uit voor zijn publiek.
Wat blijft: bezetenheid om één, één ding.
De wonden die hij likt. En de muziek.
DREGS
Poets, we read them and our eyes stay dry.
Where are the times of lifeblood freely shed?
Where songs full of compassion’s heartfelt cry?
The litanies – where now? All gone. Quite dead.
Blood turned to grit and slag. Tears turned to glass.
Sorrow was pasteboard. What now sold a treat
Were grimace, shriek and brutal pain. (En masse,
Per piece, you name it). Vinegar was sweet.
The poet, nowadays, is just a freak.
He clowns around and poses in full view.
What’s left: a single-track, obsessive streak.
The wounds he licks. The music too.
No comments:
Post a Comment