Tijdopname
Op ’t gras vannacht zag ik mijn ouders zitten,
luchtig gekleed in voorjaarsochtendlicht;
’k herkende hen eerst niet aan hun gezicht
maar aan hun houding, als vanouds in witte
tuinstoelen naast elkaar, hun blik gericht
verwelkomend op mij; ik kwam niet nader,
dronk het beeld in, het beeld van moeder, vader,
en achter mij groeide de toekomst dicht.
Die tuin nu wandelpark, het huis kantoor,
niets weet mij daar nog, de voetstap van vreemden
wiste door jaren heen van ons elk spoor.
En toch vannacht dat grasveld, zij daardoor
nog op hun vaste plek, nog geen ontheemden,
en wie ik werd ging in hun blik teloor.
Time exposure
Last night I saw my parents on the lawn,
sparsely attired in spring’s first morning light;
I did not know their faces at first sight,
rather their posture, as of old they’d drawn
their white chairs side by side, their gaze was trained
on me in welcome; and I came no nearer,
drank in the picture, that of mother, father,
my future closed behind me – none remained.
The garden now a park, the house replaced
by offices, nothing recalls me there,
strangers’ steps have removed our every trace.
And yet last night that lawn, them unerased
still on their fixed spot, still no homeless pair,
and who I would become sank in their gaze.
No comments:
Post a Comment