Monday, 31 July 2023

Ida Gerhardt: 'Clara Haskil'


 

Clara Haskil

 

                        Mozart Pianoconcert in A-dur

 

Gebracht langs donkervlietende

rivieren, langs ravijnen

van brokkelig gesteente

naar de eindelijke weiden van de rust.

De beek spreekt in zichzelve, gentianen 

dragen de droppels op het ernstig blauw,

varens zijn nog gefronst.

En steeds het prevelen, prevelen van water.

– Zijt gij daar, die op aarde naast mij was?

O liefste, liefste, hoe aanzie ik thans

uw eigen staat, en weet ik wie ik zelve

mag zijn. – Herken het tekenschrift

der vlinders en der purperen honingmerken:

strofen op aarde onontraadselbaar.

Dit is het, wat wij nimmer uit te spreken

vermochten, wat thans op de lippen ligt

van zelve.

Hoor, het water vraagt

dat wij nog zwijgen, want de wind heft aan,

vlagen van snaren, ruisend, en daarachter

een donker stromen, waar de oorsprong verholen is.

 

 

Clara Haskil

 

                        Mozart Piano Concerto in A major

 

Brought along dark-flowing

rivers, along ravines

of crumbling bedrock

to the final pastures of rest.

The stream speaks to itself, gentians

carry the droplets on their solemn blue,

ferns are still furrowed.

And constantly the murmuring, murmuring of water.

– Are you there, you who on earth were beside me?

O dearest, dearest, how I now view

your own state, and know who I myself

may be. – Recognise the sign writing

of butterflies and of purple nectar guides:

verses indecipherable on earth.

It is this which we were never able

to express, which now of itself lies

on our lips.

Listen, the water asks

us to remain silent, for the wind is getting up

gusts of chords, rustling, and behind them

a dark flowing, the origin of which

is concealed.

 

Honingmerken (=honey marks) – nectar guides for bees

 

Listen to Clara Haskil play the concerto here. The poet is possibly thinking of the second movement, the Andante.

 

 

Saturday, 29 July 2023

Ida Gerhardt: 'De zware last'


De zware last

 

Er zijn soms maanden dat ik nooit alleen

mag zijn en ik verdraag het zonder klagen:

gehangen om mijn hals een molensteen.

Zo zag ik eens een hond een baksteen dragen

die om zijn nek hing aan een knellend touw;

hij wilde telkens zwerven, zei de vrouw,

daartegen hielpen etensbak noch slagen.

En schuw zocht hij mijn hulp, slepend zijn steen.

 

Mijn broeder hond, het mag niet dat gij zwerft,

of sterft diep in het stille bos alleen.

Uw broeder mens als hij ten leste sterft,

hij draagt als gij zijn steen, vel over been:

de zware mensen, legerend om hem heen.

 

 

The heavy burden

 

Sometimes for months I’m never left alone

and I put up with this without complaining:

around my neck I have this large millstone.

A dog I once saw with a brick used to detain him

hung round his neck like some great lump of lead;

for otherwise he strayed, the woman said,

and neither blows nor food bowl would restrain him.

He shyly sought my help, dragging his stone.

 

My brother dog, it’s wrong for you to stray

or die deep in the silent wood alone.

Your brother human till his dying day

bears such a stone as yours, is skin and bone:

his heavy peers, encamped around his home.

 

 

Thursday, 27 July 2023

Ida Gerhardt: 'Zwaluwenliedje'


 

Zwaluwenliedje

 

Vaarwel, vaarwel o zwaluw,

rep u naar warmer landen;

de zomer  is vervlogen,

de grote reis begonnen,

en pijlsnel gaat het Nijlwaarts.

Vaarwel, vaarwel o zwaluw,

wìj hier kunnen niet weten

of gij ginds in Egypte

door ibis en flamingo

soms scheef wordt aangekeken

-– bijwoners, vreemdelingen –

of welkom wordt geheten.

 

Hoe de ontvangst mag wezen,

de Nijl zij u goedgunstig

met dikke groene muggen.

Maar als het zuidenwind wordt,

kom terug, kom terug o zwaluw,

keer weder uit den vreemde;

maak dat wij u weer dapper

zien scheren langs het water,

zien metselen aan de dakrand

het nestje voor het legsel;

en horen hoe gij kwetterend

de grote zomer aanzegt.

 

 

Swallow song

 

Farewell, farewell o swallow,

to warmer climes now hasten;

the summer’s all but over,

it’s time for your great journey

on swift wings to fly Nilewards.

Farewell, farewell o swallow,

we here can have no inkling

if you in far-off Egypt

by ibis and flamingo

are given sidelong glances

– as riff-raff, passing strangers –

or maybe bidden welcome.

 

No matter your reception,

may you find her indulgent

with juicy green mosquitoes.

But when the south wind freshens,

return, return o swallow,

fly home from distant regions;

so that we once more see you

daringly skim the water,

under the eaves start building

your nest for future brooding;

and hear how you gaily chirping

announce great summer’s coming.

 

 

Wednesday, 26 July 2023

Ida Gerhardt: 'Anamnesis'


 

Anamnesis

 

Teruggekomen eer hij werd verwacht,

over de bergen, uit het zuiderland

van akkerstroken en rimpelende Nijl:

de vogel met de rode poten, tureluur.

Ginds heeft, wanneer het oeverriet ontsteeg

het wielend roepen, in zijn ronde boot

van wilgenribben en huid de Nijlvisser

het kenterend getij gespeurd en weet gehad

en niet gehad, van kleuren van een land

dat hij nooit zag: een groene uiterwaard,

de planten op een blauw bazalten krib,

de regenwolken waar het licht door breekt.

 

 

Anamnesis

 

Returned before it was expected here,

over the mountains, from the southern land

of strip-field farming and the rippling Nile:

the bird with a pair of bright red legs – a redshank.

Back there, whenever shore sedge rose above

its wheeling calls, in his round boat with ribs

of willow and of hide, the fisherman

has felt the turning tide and been aware

and unaware of colours of a land

that he has never seen: a green flood plain,

plants growing on a crib of blue basalt,

and rain clouds sometimes pierced by shafts of light.

 

 

anamnesis: knowledge of a pre-personal memory (IG)

crib: mattresses filled with stones to deflect or intensify current

 

Ida Gerhardt: 'Testamentair'

 


Testamentair

 

Ver van de plek die ik niet ken,

waar ik, zegt men, woonachtig ben,

vreemdeling, bijwoner, renegaat–

ver van de zelfverzekerden

is onderdak en toeverlaat;

een diepte tussen dal en wand:

berekuil, niemandsland.

 

Gij die mij duldt in dit gebied,

met vuur getekend door uw hand,

die nooit mij stamelaar verstiet–

Geef, als de dood mij overmant,

dat ik hièr val. Dat men mij vindt

op steen gebed, de ogen blind.

 

 

Last will

 

Far from the place unknown to me,

where my abode is said to be,

sojourner, stranger, renegade –

far from folk’s self-sufficiency,

a shelter, refuge, lies at hand;

twixt vale and wall a gorge of shade:

bear’s den and no man’s land.

 

You who endure my trespassings,

with fire that’s signed by your own hand

who never shun my stammerings –

Grant, when by death I’m overmanned,

that I fall here. Am one who lies

with stones as bed, with sightless eyes.

 

 

Monday, 24 July 2023

Pär Lagerkvist: 'Som ett blommande mandelträd'


  

 

 

Som ett blommande mandelträd

 

Som ett blommande mandelträd

är hon som jag har kär.

Sjung du vind, sjung sakta för mig

om hur ljuvlig hon är.

 

Som ett blommande mandelträd

så späd, så ljus och skär.

Bara du, ömmaste morgonvind,

vet hur ljuvlig hon är.

 

Som ett blommande mandelträd

är hon som jag har kär.

När det nu mörknar så tungt omkring mig

kan hon väl leva här?

 

 

 

Like a blossoming almond tree

 

Like a blossoming almond tree

is she that I hold dear.

Sing oh wind, sing softly to me

of a beauty so sheer.

 

Like a blossoming almond tree

so slight, so light and clear.

Only you, gentlest of morning winds

know a beauty so sheer.

 

Like a blossoming almond tree

is she that I hold dear.

Now that the darkness gathers around me

can such as she live here?

 

 

 

Sunday, 23 July 2023

Ida Gerhardt: 'Wayside inn'


 

Wayside inn

 

Een man die op een narwal lijkt

en somber naar mij koeterwaalt

staande niet van mijn tafel wijkt

terwijl mijn kaak het voedsel maalt.

Vast gaat het over vis en vangen.

Hoe gaarne zag ik hem gehangen

die heel mijn heimwee hier vertaalt.

 

 

Wayside inn

 

A rather narwhal-looking man

speaks dismal gibberish at me;

stuck by my table there he stands

while I grind food unceasingly.

With talk of fishing I’m harangued.

How dearly I would see him hanged

for setting my homesickness free.

 

 

Friday, 21 July 2023

Ida Gerhardt: 'Schriftuur'

 


Schriftuur

 

Al maanden staat het huis verlaten,

haastig onttakeld en verdaan.

De ijsbloemen staan op het raam.

In scherpgenerfde varenbladen

schittert, onuitgewist, uw naam.

 

 

Writing

 

For months the house has stood forsaken,

soon derelict, an empty frame.

The ice flowers fill the window pane.

In sharp-veined fronds, quite unmistaken

there glitters, unerased, your name.

 

J.C. Bloem: 'Insomnia'




 

Insomnia

 

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,

En niet slapend denk ik aan de dood,

En het leven vliedt gelijk het vlood,

En elk zijn is tot niet zijn geschapen.

 

Hoe onmachtig klinkt het schriel 'te wapen',

Waar de levenswil ten strijd mee noodt,

Naast der doodsklaroenen schrille stoot,

Die de grijsaards oproept met de knapen.

 

Evenals een vrouw, die eens zich gaf,

Baren moet, of ze al dan niet wil baren,

Want het kind is groeiende in haar schoot,

 

Is elk wezen zwanger van de dood,

En het voorbestemde doel van ’t paren

Is niet minder dan de wieg het graf.

 

 

Insomnia

 

Thinking now of death prevents me sleeping

And, not sleeping, death’s my every thought,

And the stream of life streams as before,

And non-being is each being steeped in.

 

How weak is the cry ‘to arms’ and fleeting

Where the will to life would summon all,

Next to death’s shrill clarion blasts that call

Both young and old to a final meeting.

 

Just as giving birth cannot be staved

Off once woman has condoned creating –

And the child in her womb gathers breath –

 

Is each being pregnant with its death,

And the predestined purpose of mating,

No less than the cradle, is the grave.

 

 

Thursday, 20 July 2023

Ida Gerhardt: 'De aarde'


 

De aarde

 

Moeilijk is het achter de ploeg te gaan,

altijd te denken aan de arbeid en het zaad,

de handen stroef te klemmen om de ploegstaart.

 

Moeilijk is het: de kluiten kantelen,

na iedere vore komt een nieuwe vore.

De paarden geven hitte af en zweet.

 

Moeilijk is het: te merken dat men zelf

werd tot een ploeg, met pinnen vastgezet;

het kromgebogen ploeghout van het lijf,

de scherpgesleten ploegschaar van de geest.

 

 

The earth

 

It’s difficult to go behind the plough,

always to have to think of work and seed,

to grasp the ploughtail firmly with one’s hands.

 

It’s difficult: to turn the clods aside,

after each furrow comes another furrow.

The horses give off heat as well as sweat.

 

It’s difficult: to notice that one turned

into a plough oneself, parts pinned in place;

the curved-shaped ploughwood of the body,

the keenly sharpened ploughshare of the mind.

 

Ida Gerhardt: 'De verstotene'


 

De verstotene

 

                                (Keltisch)

 

Het dorp begint mij te vermijden

en mompelt sinds zij mi verliet.

De kinderen wijken schuw terzijde

de hond gromt sinds zij mi verliet.

De dominee komt de Heer belijden,

als hij mijn land verwaarloosd ziet.

Wat raken mij de jaargetijden?

’t Is winter sinds zij mi verliet.

 

 

The outcast

 

                                (Celtic)

 

The village starts to steer well clear

and mutters since she left my side.

The children shyly won’t come near,

the dog growls since she left my side.

The priest in faith will persevere –

my land’s neglect he can’t abide.

What care I for the time of year?

It’s winter since she left my side.