Ik sprak enthousiast over ’t Parthenon,
hoe ‘t op verende berg zweefde, als een
blank
snaarinstrument, dat door zijn zuilen,
rank,
de wereldlucht tot aan de horizon
maakte tot één akkoord van marmren klank -
toen plotseling een draaiorgel begon
door de open deuren, dwars over ’t balkon,
te spugen zijn kwijldraderig gejank.
En ’k dacht: Ja, Brahman is de Kunstenaar:
Hij, Shakespeares voorbeeld, zet vlak naast
elkaar
het hoogverhevene en het laagkomieke.
En wat in Cyrano de Bergerac
de bakker zei, toen men zijn glaswerk brak,
dacht ik: Il casse tout, c’est magnifique.
I rhapsodised about the Parthenon,
afloat its springy mountain like some white
string instrument that through its columns,
slight,
gathered the expanse of the world sky in
one
great unifying chord of marble sound –
when suddenly a barrel organ, through
the open doors, across the terrace, spewed
its viscous slobber as its owner ground.
Yes, I thought, Brahman’s the Artist: he
chose,
as later Shakespeare did, to juxtapose
the elevated and the tongue-in-cheek.
And what in Cyrano de Bergerac
the baker said, with all his glassware
smashed,
I thought: Il casse tout, c’est magnifique.
No comments:
Post a Comment