DE MOEDER DE VROUW
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee
gedronken
mijn hoofd vol van het landschap wijd en
zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaamaan stroom af door de brug
gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t
roer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen
waren.
O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer.
Prijs God zong zij, Zijn hand zal u
bewaren.
‘THE OLD LADY’
I went to Bommel just to see the bridge.
I saw the new bridge. Two opposing shores
that shunned each other seemingly before
are neighbours once again. A grassy verge
I lay on, tea consumed, for some ten
minutes
my head filled with the landscape far and
wide –
when from that endlessness on every side
this voice came, and my ears resounded with
it.
It was a woman. And the boat she steered
was passing downstream through the bridge
quite slowly.
She stood there at the helm, alone on deck,
and what she sang were hymns, I now could
hear.
Oh, I thought, oh, were mother there
instead.
Praise God she sang, His hand shall safely
hold thee.
No comments:
Post a Comment