Nog hoorbaar, heel heel ver, is de avondtrein.–
Blauw naast groen korenveld een boer aan ’t werk.
Hei. Boven bos de toren van een kerk.
Rust, overal; ’t diepst op de spoorweglijn.
’t Is of de vijf telegraafdraden zijn
een notenbalk; de sleutel – ginds, die berk;
de noten zwaluwen, zwart op ’t rode zwerk;
de vlaggetjes hun staarten, lang en fijn.
En Mendelssohnse melodieën zingen
op ’t beukenpodium de gietelingen;
de nachtegaal vangt zijn nocturnes aan:
dat hij bij ’t hoogtepunt van zijn gezangen
goed uit zal halen, komt herinn’rend hangen,
als scheef point-d’orgue, ‘t boogje van de maan.
Still audible, far off, is the evening train.–
A farmer, blue against green corn, at work.
Heath. Above woods the tower of a church.
Quiet reigns – the railway track its prime domain.
Five lines of telegraph wires seem to trail
a stave; the clef – that birch tree can suffice;
the notes are swallows, black against red skies,
with stems and flags formed by their fine, long tails.
And from their beech-tree platform blackbirds sing
melodies with a Mendelssohnian ring;
the nightingale will start his nocturnes soon:
and, to remind him to call loud and clear
when his song gains its climax, there appears,
as skewed point-d’orgue, the crescent of the moon.
Link to the CD project of Pauline Oostenrijk here
No comments:
Post a Comment