Tuesday, 22 September 2020

Martinus Nijhoff: 'De Danser'

 De Danser

 

Onder mijn huid leeft een gevangen dier

Dat wild beweegt en zich naar buiten bijt,

Zijn donker bloed bonst, zijn gedrongen spier

Trilt in krampachtige gebondenheid.

 

Totdat zijn pijn als warmte door mij glijdt

En dwingt naar 't worden van gebaren wier

Beheerschte haast en vastgehouden zwier

Zijn vaart nog spannen eer hij zich bevrijdt.

 

Men moet gepoederd zijn, dat in ’t gelaat

Alleen het zwart der openschroeiende oogen

Den waanzin van 't inwendig dier verraadt.

 

De mond moet, roodgeverfd en opgebogen,

Zoo god'lijk trots zijn, dat hij weten laat

Dat zich zijn breeden lach heeft volgezogen.

 

 

The Dancer

 

Beneath my skin a captive beast is fenced

That thrashes and would bite a pathway free;

Its dark blood throbs, and muscles highly tensed

Tremble in such confined extremity.

 

Until its pain like heat flows through my veins

And forces gestures out whose tempered haste

And maintained elegance screw up its pace

Still more before it hurls aside its chains.

 

One must be powdered so that in one’s face

The black of open-scorching eyes alone

Betrays the madness of the inner beast.

 

The mouth, upturned and reddened, must display

A pride so godlike everyone should know

Its broad smile is now totally released.

 

 

No comments: