ALS LEVENS VAN GEEN TEL
Nooit meer verbijsterd is de man
die maskers liefheeft om de lege ogen,
om de open mond, het zwijgen en
de gaten die geen gaten zijn.
Nooit meer is hij
De man die bij de bron
probeert te blijven, wiens handen
zonder water zijn, die tevergeefs
een ademende moeder zoekt,
een vrouw om te omhelzen.
Nooit altijd zoekt.
Lijfeigen wordt zijn stilte. Gebarsten
zal zijn warmte zijn. Explosies klinken
zoals zijn geheugen een explosie
onder water klinken doet. Dan
is hij dwarrelende vis.
Nooit zal hij vastlopen
in de stroomversnelling
van zijn eigen wonderjaren.
IF LIVES ARE OF NO ACCOUNT
No longer baffled is the man
who’s fond of masks for their empty eyes
and open mouth, who chooses silence and
the holes that are no holes at all.
No longer is he
The man that tries to remain
close by the well, whose hands
are without water, who in vain
seeks a breathing mother,
a woman to embrace.
Never looks for always.
His silence will become his serf. His
warmth may have burst. Explosions sound
like his memory makes an underwater
explosion resound. Then he is
but a swirling fish.
Never will he get stuck
in the rapids of
his own miraculous years.
Translated in collaboration with Albert Hagenaars
Poetic Synapses 9
No comments:
Post a Comment