Wednesday, 13 June 2018

More flowers from Dèr Mouw - pansies this time

violenbed

Het hele perk was vol: je zag geen zand.
De paarsen leken ernstige oude heertjes,
de bruinen glanzend-moll’ge, goed’ge beertjes,
de gelen pluimen van een goudfazant;

en massa’s witten stonden om de rand,
zo wit als vlinders of als duiveveertjes,
net roomse kindertjes in Pinksterkleertjes,
die om iets heiligs heen staan, hand in hand. –

Verwilderd is ’t, deels plat, deels uitgeschoten,
zodat ik – ’k zie ze nog – die mooie groten
in de verschrompelenden nauw’lijks herken;

maar even lang als toen sta ik te kijken:
ze deden goed hun best; ’t mag nu niet lijken,
alsof ’k voor ’t vroeger moois ondankbaar ben.


bed of pansies

The bed was full of flowers: no sand in sight.
The violet ones seemed old gents – grave and mellow,
the brown ones bear cubs – gentle, cuddly fellows,
the yellow – pheasant’s plumes of golden light;

a host of white ones formed a fringing band,
as white as butterflies or pigeon feathers,
like Catholic infants, Whitsun-dressed, together
round something holy, standing hand in hand. –

All has run wild, flowers squat or far too high;
it’s hard –  I see them still – to identify
large lovelies in shoots shrivelling and sad;

but just as long as then I gaze and dream:      
they did their very best; I shouldn’t seem
ungrateful for the beauty all once had.


No comments: