Georgica
Labor improbus
Ik ben een tuinman, niets dan dat,
met aarde en met mest bespat;
ik buig mij neer, ik richt mij op,
ik klem de schoffel en de schop.
Ik wied, ik volg mijn diepste wet
als ik de naakte zaailing zet;
ik richt mij op, ik buig mij neer.
En tuinman ben ik en niets meer.
Ga ik met donker stram naar huis,
de pijn spaart schouderblad noch kruis.
Ik waak nog als ik rusten mag.
Mijn land, mijn land: het is kort dag.
Delft straks uw spa voor mij de wig,
vergeet waar ik geborgen lig.
Voorbij mijn moeite, nood en pijn
moet er een tuin van sterren zijn.
Georgica
Labor improbus
I am a gardener, nothing more,
with earth and muck bespattered sore;
I stretch up tall, I bend down low
I tightly clasp my spade and hoe.
I weed, observe my deepest law
when planting seedlings frail and raw:
I bend down low, I stretch up tall.
A gardener am I, that is all.
I go home stiffly in the shade,
pain racks both groin and shoulder blade.
I still keep watch when rest I may.
My land, my land: brief is the day.
Prepare for me a wedge of ground,
forget where I lie safe and sound.
Past trouble, need and pain must be
a garden strewn with stars for me.
No comments:
Post a Comment