Het Carillon
Ik zag de mensen in de straten,
hun armoe en hun grauw gezicht, –
toen streek er over de gelaten
een luisteren, een vleug van licht.
Want boven in de klokketoren
na ’t donker–bronzen urenslaan
ving, over heel de stad te horen,
de beiaardier te spelen aan.
Valerius : – een statig zingen
waarin de zware klok bewoog,
doorstrooid van lichter sprankelingen,
‘Wij slaan het oog tot U omhoog.’
En één tussen de naamloos velen,
gedrongen aan de huizenkant
stond ik te luist’ren naar dit spelen
dat zong van mijn geschonden land.
Dit sprakeloze samenkomen
en Hollands licht over de stad –
Nooit heb ik wat ons werd ontnomen
zo bitter, bitter liefgehad.
Oorlogsjaar 1941
The Carillon
The people in the streets looked stricken,
their ashen faces drawn and tight, –
then something made their features quicken
and, listening, they seemed brushed with light.
For in the clock-tower when, resounding,
the bronze-chimed hour had died away,
the carilloneur began his pounding
and everywhere was heard to play.
Valerius: – a solemn singing
with bass bell’s tolling undertone
and flickerings of lighter ringing:
‘We raise our eyes to Thy high throne.’
As one of all those nameless people
who by the house fronts came to stand,
I listened to the pealing steeple
that sang of my afflicted land.
This speechless gathering, beyond us
the city with Dutch light above –
I’ve never for what’s stolen from us
felt such a bitter, bitter love.
War year 1941
To see a workshop discussion of this translation, go to here:
No comments:
Post a Comment