HET GESLOTEN HUIS
De heer P. is jarig. Eerst loopt hij langs ons en keert zich af, de
zaal te vol naar zijn zin, zijn plaats bezet en hij
te bescheiden. Dan zwenkt de deur open en zingen wij en hij zingt
mee want anders voelt het raar, anders
krijgt hij zomaar een hulde voor iets dat hij niet deed want leven
gaat niet vanzelf en soms niet van harte.
Mevrouw de B. hangt voorover en tikt met haar kin tegen het bord
op haar rolstoel, behalve verslikken doet zij
niets, terwijl mevrouw V. me vertelt hoe ze haar spiekbriefje op haar
blanke dijen schreef, vroeger. Ze moest
in rok op school verschijnen, vandaar. Ik denk aan de schrijver die ik
voorlees, een dwarse man die zich een
loensende leraar herinnert. Ik mis hem. Lastige mannen, zegt mevrouw
Z., daar houd ik van. Alle vrouwen knikken.
THE CLOSED INSTITUTION
It’s Mr P.’s birthday. First, he walks past us and turns away, the
hall is too full for him, his place occupied and he
too modest. Then the door swings open and we sing and he joins
in because otherwise it feels odd, otherwise
he’ll be congratulated anyway for something he didn’t do, for life
doesn’t just go on by itself and sometimes not happily either.
Mrs de B. sags forwards and taps her chin against the plate
on her wheelchair, apart from choking she does
nothing, while Mrs V. tells me how she used to write
crib notes on her lily-white thighs, in days long gone. She had
to wear a skirt to school, that was why. I think of the writer
I like to read to, a stroppy man who remembers a
teacher with a squint. I miss him. Irksome men, Mrs
Z. remarks, I am extremely fond of. All the women nod.
Translated in collaboration with Albert Hagenaars
Poetic Synapses 6
No comments:
Post a Comment