TERHORST
Altijd zoek ik hier wat ik vind: het dennen-
bos, de heideplas met de meeuwen. Jaren later.
Altijd kom ik om haar die moeder
voor mijn gedachten
was, de plaatsvervangende, naamloos, eisend
niets: natuur, bevrijdend ook vroeger mij van
plicht. Gewichtloos lijkt nu die plicht, een kind valt
zwaar ook het kindzijn.
Zweeg zij toen ook? Zijn mijn gedachten veilig?
Kijkend naar een rups, op het zandpad hurkend,
dacht ik niet, want blik werd beweging en geen
tijd die voorbijging:
ogenblik – het later nooit zo beleefde –,
zijn wordt kijken, helder bewustzijn, droomloos;
rustend ligt die ene beweging open
onder de hemel,
ordent in mijn aandacht de ruimte. – Jaren later
breng ik wat ik hier vind terug als
vond ik het opnieuw. Aan de scheefgegroeide
vliegden, die vroeger
schuilplaats was, herken ik herinnering. Want
kijken is al beeldspraak. – Maar mooi blijft in de
plas nog met de meeuwen hoe roerloos zich de
hemel weerspiegelt.
TERHORST
I always seek here what I find: the pine
wood, the heathland lake with the gulls. Years later.
I always come for that which was
the mother of my
thoughts, the surrogate, nameless, demanding
nothing: nature, liberating me also earlier from
duty. That duty now seems weightless, a child
is difficult, being a child also.
Did she remain silent then too? Are my thoughts safe?
Looking at a caterpillar, hunching on the sandy path,
I thought not, for look became movement and no
time passed by:
a moment – the one never experienced
so later – becomes looking, clear consciousness, dreamless;
the one movement lies open, resting
beneath the sky,
orders space in my attentiveness. – Years later
I bring back what I find here as if
discovering it anew. By the now slanting
self-sown pine that earlier
was a hiding place, I recognise a memory. For
looking is already a metaphor. – But it is still
beautiful in the lake with the gulls how motionless
the sky’s reflection is.
No comments:
Post a Comment