De vlinder
De vlinder kwam van perk tot perk gevlogen,
tot rustend hij de wieken opensloeg,
daar lag op ’t blauw, in schemerende bogen,
de sterrenhemel, die hij pralend droeg.
Op gronden van azuur stond uitgeschreven
der sterren stand in fijne stippeling,-
en rond die diepten was een zoom gedreven
van zwart, waarin de blik besterven ging.
Ik sprak, over dit hemelveld gebogen:
‘doet gij mij zó de diepste zin verstaan?’
Een stem: ‘verstond gij reeds uw eigen ogen
waarin dit alles mag gespiegeld staan?’
The butterfly
From bed to bed the butterfly flew nearer,
until at rest it spread its wings out wide
and on the blue, in twilight arcs, much clearer,
its starry firmament was worn with pride.
Against an azure backdrop there stood scripted
the finely stippled order of the stars‚ –
and round those depths there was a fringe, encrypted
in black, in which one’s gaze got lost afar.
I asked, while over this star-welkin bending:
‘can you reveal its deepest sense to me?’
A voice: ‘So you have ways of comprehending
your own eyes where you, mirrored, this can see?’
No comments:
Post a Comment