Lof van het onkruid
Godlof dat onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
breekt door beton en asfalt heen,
bevolkt de voegen van de straat.
Achter de stoomwals valt weer zaad:
de bereklauw grijpt om zich heen.
En waar een bom zijn trechter slaat
is straks de distel algemeen.
Als hebzucht alles heeft geslecht
straalt het klein hoefblad op de vaalt
en wordt door brandnetels vertaald:
‘gij die miljoenen hebt ontrecht:
zij kòmen – uw berekening faalt.’
Het onkruid wint het laatst gevecht.
In praise of weeds
Praise God that weeds will never die.
Midst cracks and stones they snugly lie,
concrete and asphalt thrust aside,
in all street crevices reside.
Steamroller tracks get decked with seed:
the hogweed’s rampant once it’s freed.
Where bombs their craters leave behind
the thistle’s place is soon assigned.
When all by greed’s completely razed
on dunghills coltsfoot’s soon ablaze
and is by nettles thus expressed:
‘You who have millions dispossessed:
they’re coming – your prediction’s wrong.’
To weeds the last clash will belong.
No comments:
Post a Comment