Het vers van Gorter
Het vers van Gorter heeft de geur van graan
dat bloeit en stuift: die reuk van hemels zoet
met erdoorheen het aardse evengoed:
dat zegt de tarwe en het brood al aan.
En koren geurt weer uit het brood vandaan.
Hij schreef vanuit die kringloop overvloed
– het waait ons uit de woorden tegemoet –
het vers dat in het zonlicht kan bestaan,
de volle dag trotseert. Het voedt als brood
en bloeit als koren, stuifmeelovertrild.
Het vers van Gorter: franke gulheid noodt
dat wie hier nadert toch de honger stilt
die hij verborg of nummer uit kon spreken.
Brood met de geur van graan. Gij moogt het breken.
The verse of Gorter
The verse of Gorter has the scent of grain
in dusty bloom: that heavenly sweet smell
with even so some earthiness as well:
it has of wheat and bread an inborn strain.
In turn, the bread exudes the grain’s sweet scent.
He from that cyclic bounty did compose –
which from the words themselves towards us flows –
the verse that sunlight tolerates unspent
defying noonday heat. It feeds like bread
and blooms like corn, trembling with pollen dust.
The verse of Gorter: sheer abundance must
make one approach and seek to ease each shred
of hidden hunger or unuttered ache.
Bread with the scent of grain. Which you may break.
No comments:
Post a Comment