Vogelvrij
Kinderen van een prachtig ras
– ik kwam hun noordelijk dorp voorbij –
scholden en achtervolgden mij
en één smeet raak met een pol gras.
En toen ik hen ontkomen was
zat ik tussen een wilgenrij,
een oude vrouw in de maand mei
en sloeg de kluiten van mijn jas.
Kinderen zijn oprecht en wreed:
zij zagen mij de dichter aan
en deden frank, wat meer discreet
de wereld dagelijks heeft gedaan.
Outlawed
Children magnificent of race
– as I their northern village passed –
swore at me and, as they gave chase,
one hit me with a clump of grass.
And when at last I’d got away,
I sat where willows lined the road,
an old maid in the month of May,
and brushed the remnants from my coat.
Children are forthright, sometimes cruel:
the poet in me they did shun
and did outright what as a rule
the world has more discreetly done.
No comments:
Post a Comment