De bultenaar
Ik ben van de moederschoot af
tot een kruipend wezen verminkt:
met voeten waarop ik niet ga
en een rug die mijn schaduw is.
Maar ik ken de hitte des daags
en het slapeloos uur van de nacht
waarin de beslissing valt.
En de zorg om het dagelijks brood.
En de éne-die niet naar mij ziet;
die ik nooit naar mijn eigen gebied,
naar mijn steilten ontvoeren zal.
Met mijn bergtouw, met mijn houweel.
The hunchback
I have been since my mother’s womb
a disfigured creature that crawls:
with feet on which I cannot walk
and a back that as shadow serves.
But I know the heat of the day
and the sleepless hour of the night
in which the decision is made.
And concern for my daily bread.
And the one – who at me does not stare;
whom I won’t abduct to my lair,
to my dizzying rockface slopes.
With my mattock and climbing rope.
No comments:
Post a Comment