Winternacht (biografisch III)
Oudjaar en nieuwe maan,
kou die ik nauwelijks hard:
de strenge vorst houdt aan.
Boötes, fonkelend, tart
mijn onmacht met zijn macht,
zijn ploegend ossenpaar.
O bitterkoude nacht,
gij kromt mij in elkaar.
O vore, diep en zwart:
de ploegschaar van een jaar
door lichaam heen en hart.
Winter night (biographical III)
New moon, an old year gone,
cold that my will-power blocks:
keen frost that just keeps on.
Boötes, sparkling, mocks
my weakness with his might,
his ploughing oxen near.
O bitterly cold night,
you make me cringe in fear.
O furrow, deep and dark:
the ploughshare of a year
through body and through heart.
No comments:
Post a Comment