Hout
dit zo bedachtzaam gegroeide waarop onze handen
nog steeds zoekend, strelend tot rust komen, thuiskomen
bij wie ons tegen beter weten in nooit in de steek liet
waarvan de huid bij de onze hoort, het gewicht
precies in onze handen en bij ons lichaam past
dat onze geschiedenis kent en dan ook weemoedig
met ons meezingt, onze ziel blootlegt vanuit het donker
van de glanzende klankkast van een cello of in het holle hart
van een klarinet onze adem nog warm en rond omzet in een lied
en ja, zo bedaard, sterk en buigzaam zouden wij toch ook
willen dat het in de plaats van onze koude, broze botten
diep in ons lijf zat ingebouwd, met zijn jaarringen
en knoesten en dat wij dan elke lente weer iets
voelden beginnen onhoudbaar hoe graag wij telkens
samen overvloedig in bloei zouden willen staan
Wood
this so thoughtfully grown, on which our hands,
while still seeking, stroking come to rest, come home
to whom, against better judgment, never did abandon us
whose skin belongs to ours, whose weight fits
perfectly in our hands and fits our body
that knows our history and then also wistfully
joins in our singing, bares our soul from the darkness of the
gleaming sound-box of a cello or in the hollow heart of a
clarinet, transforms our still warm and round breath into a song
and yes, so calm, strong and pliable we would also like
that instead of our cold, brittle bones, it would be embedded
deep within our bodies, with its growth rings and its
knots and that then each spring we would feel something
once more beginning, unstoppable, how time and again
we would love to be able to blossom together
No comments:
Post a Comment