De tuinman met zijn kapmes kwam
en snoeide van de appelstam
de uitgesprongen wilde loot,
die zijdelings naar de ruimte schoot.
Dan snoert hij boombast om de wond;
de naakte tak ligt op de grond:
ik wéét, nu zet het gave fruit
zich breder aan de twijgen uit.
Hoe is toch in het vroege jaar
soms alles zo beklemmend zwaar?
Ik wou dat God mij,als die tak,
maar uit hun drukke leven brak.
Bitterness
The gardener with his pruning knife
took the offending wild shoot’s life –
it stuck out from the apple tree
and made for where it should not be.
The wound with tree-bark he binds round;
the naked branch lies on the ground:
I know that now the luscious fruit
will spread more widely on each shoot.
How is it in the early year
all so constricting can appear?
If, like that shoot, God only me
from life so hard-pressed would cut free.
No comments:
Post a Comment